India is een interessant land en geen van de districten valt met elkaar te vergelijken. Dat beseffen we nog beter nadat we uit het culturele en spirituele noorden doorreizen naar het groene en natuurschone zuiden. Maar India is vooral een uitgestrekt land en dat maakt dat de rit van boven naar beneden er eentje van lange adem is. In totaal leven we zestig uur lang in een drukke treinwagon en leggen op die manier een afstand van meer dan 3000 kilometer af. Dan is het zeker gepermitteerd en misschien wel noodzakelijk om halverwege een tussenstop te maken in de grootste Indische metropool Mumbai.
De eerste dertig uur tikken nochtans snel weg. We zitten tussen een bende oude mannen en hoewel de taalbarrière regelmatig voor stiltes en gefronste wenkbrauwen zorgt, hangt er een leuke sfeer. We ontmoeten Tarsem, de Martin Luther King look-a-like met zijn aanstekelijke lach. We maken kennis met ‘de gorilla’, een oude man die we stiekem zo noemen omwille van zijn lichamelijke houding en voorkomen, maar die als gepensioneerd leraar uiteindelijk alleraardigst blijkt te zijn. Pankaj Rana is de glamourboy van het gezelschap. Hij werkt op schepen, draagt een modieus jasje en heeft zijn baard in een feilloos rechte lijn geschoren. En tenslotte is er nog de minzame man die zelfs bij dertig graden en meer trouw zweert aan zijn muts.
Als je dag en nacht samen doorbrengt op anderhalve vierkanten meter, schep je automatisch een band. We lachen, vertellen, maken foto’s en filmpjes, slapen en kijken samen naar buiten. De bende ontfermt zich over ons. Ze trakteren de hele rit lang op drinken en helpen ons onze bagage met hun slot te verankeren aan de trein. De hele tijd benadrukken ze dat we onze spullen binnen handbereik moeten houden. We begrijpen hun paranoia aanvankelijk niet, maar stellen onze mening in het volgende station automatisch bij. Vanop mijn bed zie ik mensen duwen, trekken en slaan om een vrije plek te bemachtigen. Ze zitten plots overal. Op bedden, in het gangpad tot zelfs onder de stoelen. In nauwelijks enkele seconden tijd zitten we midden in een menselijke Tetris voor experten. Blijkbaar waren deze wildebrassen te laat om een ticket te kopen voor de uitverkochte trein, maar voor een appel en een ei kregen ze alsnog een standaard ticket. Dat betekent dat je een lege stoel mag claimen als je hem vindt, maar dat je evengoed een nacht op de vuile vloer moet doorbrengen als je de stoelendans verliest.



Mumbai Train
Ondanks de lange afstand lopen we geen minuut vertraging op en komen we toe in een heet Mumbai. De wind blaast als een haardroger. Naast het temperatuurverschil met Amritsar valt vooral de drukte meteen op. Mumbai is een van de grootste steden ter wereld en telt maar liefst 26 miljoen inwoners. Dat het verkeer in de stad chaotisch verloopt, hoef ik je dan ook niet te vertellen. Of toch. Want het lokale transport in Mumbai is een fenomeen op zich. Uiteraard rijden tuktuks af en aan en zitten de bussen overvol. Maar voor de miljoenen Indiërs geldt er slechts één alternatief: de Mumbai train.
Die lokale trein is belachelijk goedkoop. Je betaalt slechts 30 rupees (0,40 euro) om een afstand van meer dan 120 km af te leggen. Voor die lage prijs is er helaas wel een reden. Want comfort onderweg is er niet. Integendeel. In iedere wagon grijpen mensen vergeefs naar de haakjes aan het plafond om zich staande te houden. Maar een sardien heeft wellicht meer bewegingsruimte dan deze passagiers. Niet geheel verrassend als je weet dat meer dan 8 miljoen mensen per dag op deze manier door Mumbai reizen. En dat zorgt voor hallucinante taferelen.


Ik ben te laat, baas!
Want zodra een trein het station binnenrijdt, begrijpen we meteen waarom dit als attractie in Mumbai wordt beschouwd. De lange trein biedt niet genoeg plaats voor iedereen dus gaan ze elkaar op het perron haast letterlijk te lijf. De wagon is nog niet tot stilstand gekomen of mannen knokken zich al een weg naar binnen. Maar ook afstappen wordt zo een hachelijke onderneming. Het gaat er gewelddadig aan toe en niemand lijkt elkaar te ontzien. Wie te traag reageert of te weinig lef vertoont, kan niet anders dan zich inventief op te stellen. Sommigen hangen gewoon met één hand uit de trein of zitten zelfs op het dak. Dat is uiteraard niet zonder gevaar en jaarlijks overlijden 2000 mensen op deze sporen. Ze vallen van de trein, raken geplet of worden bovenop de wagon geëlektrocuteerd. Kan je je inbeelden dat je elke dag zoveel risico’s moet nemen om tijdig op je werk te arriveren?!
We halen dus nog een keer diep adem, maken ons breed en storten ons in het diepe. Gelukkig vinden de locals het geweldig dat wij ons als toeristen in dit avontuur wagen. Dat twee kleine Europeanen voor dit transport kiezen, zijn ze duidelijk niet gewoon. Ze tonen zelfs enige bezorgdheid en helpen Eline zo heel mogelijk te houden. Dat ik intussen door een Indische tientonner tegen de deur wordt geplet, nemen we er maar bij. Voor deze ongelooflijke ervaring betalen we 20 rupees (0,25 euro). Ter vergelijking: eenzelfde traject per tuktuk, standaard genomen het goedkoopste Indische vervoersmiddel, kost makkelijk 800 rupees (10 euro). Onze keuze is snel gemaakt en voortaan rijden we per trein door de stad. Betalen doen we niet eens meer want wie is in hemelsnaam in staat om zo’n massa te controleren?! Wel… Helaas pikt een controleur uitgerekend ons uit de stroom. Verbouwereerd verbergen we dat we Engels kunnen spreken. We mompelen onafgebroken Mumbai met een Russisch accent totdat hij ons moedeloos laat gaan. Oef.



Veel mensen, weinig plaats
Mumbai is het financiële hart van India en vormt de thuisbasis van Bollywood, de grootste filmindustrie ter wereld. Maar echt veel heeft de stad op toeristisch vlak niet te bieden. Chhatrapati Shivaji Terminus is het drukste treinstation ter wereld en is ondergebracht in een oud Brits koloniaal gebouw. Het is te groot om het op één foto te kunnen weergeven. De Indian Gate is een nationaal symbool, maar delft voor ons het onderspit tegen de mooiere Arc de Triomphe in Parijs. De poort ligt op een steenworp van het Taj Mahal Palace Hotel waar je voor een overnachting in een standaard kamer 16.000 rupees (203 euro) betaalt. Van hieruit loop je enkele kilometers over brede en drukke lanen tot Marine Drive. Deze promenade langs de Arabische Zee versiert in een lange bocht de skyline van Mumbai en wordt daarom de Queens Necklace genoemd. Maar smog beperkt het zicht en dat is misschien maar best. Want het strand ligt er enorm vervuild bij.
Toch ontdekken we een erg boeiende wijk: Dharavi. Dit is na de Favela (Brazilië) en Soweto (Zuid-Afrika) de derde grootste sloppenwijk ter wereld. De plek is 2,1 km² groot wat overeenkomt met ongeveer 1/10 van de oppervlakte van Duffel waar wij wonen. Alleen telt Duffel slechts 17.000 inwoners en leven hier maar liefst 1.200.000 mensen. Mahesh is één van hen en met een brede lach toont hij zijn dorp dat wereldbekend werd dankzij de kaskraker Slumdog Millionaire. Mahesh maakt er meteen een punt van om één van de beginscènes uit de film te weerleggen. Daarin zie je een op religie gebaseerde vechtscène. Maar in de realiteit leven mensen uit alle godsdiensten hier in vrede samen. Zo is er een speciale skywalk door de stad gebouwd die enkel tijdens het vrijdaggebed wordt gebruikt om de biddende moslims op straat niet te storen. We zien zelfs moslims kleine Hindu tempels van hout maken. Dharavi is het bewijs dat alle godsdiensten probleemloos en liefdevol met elkaar kunnen samenleven.


9 to 9 jobs
In de slum vind je meer dan 5000 kleine fabrieken die zich focussen op kleermaken, pottenbakken en de recyclage van plastic. Eindelijk zien we licht in de tunnel want het Indische afvalprobleem is niet te overzien. In donkere, kleine en vooral vuile garages staan overal jutten zakken vol plastic rommel, speelgoed, elektronica, flessen, autobumpers, … Alles wordt met een simpele tang ontmanteld en volgens kleur en afkomst gesorteerd. In de maalderij hakken ze de boel in kleine stukken. De machines maken een enorm kabaal, maar de mannen dragen geen oorbeschermers. Zelfs hun ogen blijven vrij terwijl kleine plastic fragmenten voortdurend door het lokaal schieten. Er zit er eentje bovenop de machine vanwaar hij met blote handen het plastic in de schacht duwt. Aan veiligheid wordt niet gedacht.
Het versnipperde plastic wassen en spoelen ze in grote vaten. Slechts twee uur per dag opent de regering de waterleiding richting deze slum. In die tijd moeten ze hun plastic schoon krijgen, maar ook water verzamelen om zich nadien te wassen en te koken. Ze leggen het propere plastic op de daken van de huizen om te drogen. Pas wanneer dit proces is afgerond, komt een fabriek in Mumbai alles ophalen om het buiten de stad te versmelten. Het is ongelooflijk hoeveel mensen in deze industrie werken. We ontmoeten enkele arbeiders die vertellen dat ze iedere dag van 9u ’s ochtends tot 9u ’s avonds werken. Enkel tijdens de middag krijgen ze een korte pauze. Op jaarbasis hebben ze twee weken vakantie. Dat zijn de enige momenten waarop ze hun gezin en familie zien. Aan het eind van de maand krijgen ze 10.000 rupees (125 euro) als loon uitbetaald. Op deze plek vind je geen aantrekkelijke vacatures.



Klopklop? Bezet!
Bovendien zijn hun leefomstandigheden erbarmelijk. Je kan in deze slum niet om de armoede heen en het is niet eenvoudig om van plek naar plek te wandelen. De straten zijn smal en de stenen liggen wankel. Je wringt je tussen grote zakken en loopt door het afval. Nochtans ligt de boel er goed bij volgens Mahesh. De straten hebben een open riolering en dat zorgt vooral tijdens het regenseizoen in juni en juli voor heel wat andere taferelen. We kunnen en willen ons niet inbeelden hoe smerig het dan moet zijn. En het ergste moet nog komen. Mahesh neemt ons mee in het diepste labyrint van de slum. Foto’s maken is uit respect niet toegestaan. Het zou ook niet lukken. Het is er zo donker dat je amper een hand voor de ogen ziet. De straten zijn net twee schouders breed en de laaghangende elektriciteitsdraden dwingen je om de hele tijd gebukt te gaan. Mahesh kent de afslagen als geen ander en wijst ons de hele tijd op gevaarlijke materialen waar we ons aan zouden kunnen bezeren. Het is niet te geloven hoe deze onstabiele constructies van vier verdiepingen hoog overeind blijven. Alles is zo hard op elkaar geperst dat passeren nauwelijks mogelijk is.
Zeg nu zelf. Dit decor nodigt toch uit voor een bezoek aan de kapper. Met een laken over mijn schoot neem ik plaats in de stoel. Mahesh vraagt hoe ik me voel. “Nerveus”, antwoord ik. Hij lacht en stelt me gerust dat de kapper weet wat hij doet. Maar mijn nervositeit draait eerder om de stoel waarop ik zit. Ik voel me de hele tijd heen en weer wiebelen, wordt bijna zeeziek en probeer deze evenwichtsoefening te overleven. Intussen kortwiekt de man mijn lange manen. Het is straf want hij heeft zichzelf de stiel aangeleerd. Zijn gamma is uitgebreid. Hij knipt de haren, brengt er met gel vorm in, geeft een hoofdmassage en scheert zelfs mijn baard. Mijn wangen voelen fluweelzacht. En dat voor 150 rupees (1,9 euro).
Tot slot passeren we enkele plekken waar Slumdog Millionaire is opgenomen en wandelen we langs een rivier waar je bacteriën letterlijk kringen in het water ziet maken. Overal ligt afval en dat zorgt voor een intensere geur. Nochtans hadden we de slum erger ingeschat. Zelfs de openbare toiletten zijn beter te harden dan die op de Indische treinen. Dat is verrassend. Want voor elke 400 inwoners is er slechts één toilet wat betekent dat er vooral ’s morgens lange wachtrijen ontstaan en dat je zomaar even een kwartier moet aanschuiven voor je je verlossing bereikt. We bezoeken nog enkele tempels, een cinema, een school en pottenbakkershuizen en staan versteld van deze drukke gemeenschap. Het is allemaal zo interessant en Mahesh bleek een fantastische gids. Hij is 22 jaar en spaart zijn geld zo goed mogelijk, gidst waar hij kan en droomt ervan om op een dag buiten de slum te kunnen wonen. Daarom heeft hij een bekend citaat van Bill Gates naar zijn situatie vertaald: ‘It is not a mistake to be born in a slum, it is a mistake to die in a slum.’



Kleine wasjes, grote wasserette
We stappen weer op de trein en kruipen er dertig uur later uit in het zuidelijk gelegen Kochi. Na lang reizen hebben we eindelijk de staat Kerala bereikt. Overal zie je borden van ‘God’s own country’ zoals deze provincie genoemd wordt. Het lijkt inderdaad alsof we in een ander land staan. Zoals de onmetelijke drukte voor velen in Noord-India een shock teweegbrengt, moeten wij in dit rustige en groene landschap aanpassen aan de rust. De straten zijn verlaten. Je hoeft niet links en rechts te kijken om over te steken en de claxons houden het voor een keer stil.
We verkennen het schiereiland te voet en ontdekken oude Chinese visnetten die aan een tien meter hoge constructie hangen. Het systeem blijkt efficiënt want op de markt verkopen de kramers de uitgebreide vangst. Proeven doen we niet. De vissen liggen ongekoeld in de hete zon zodat we onze maag en darmen er liever niet aan willen verbranden. Dhobi Khana ligt wat verderop. Deze handwasserette ontstond in 1720 om de koloniale soldatenkostuums te wassen. Vandaag is het nog de enige in haar soort. De kostuums zijn intussen ingeruild voor het beddengoed van de hotels in de stad. Maar ook de lokale bevolking laat hier de kleren wassen.
Kleine hokjes zijn in twee lange rijen verdeeld. Mannen en vrouwen staan in een bad vol water en zepen alles goed in. Ze zwieren de kleren voortdurend in het rond en slaan ze tegen de muur. Het is arbeidsintensief en dat heb ik aan de lijve ondervonden toen ik het zelf een keer mocht proberen. Nadien hangen ze de kleren en lakens te drogen in het grote veld ernaast. Nooit eerder zagen we zoveel was bij elkaar hangen. De zon heeft maar twintig minuten tijd nodig om alles droog te krijgen. Nadien strijken ze in het atelier de plooien glad met een tien kilo zwaar strijkijzer. Voor Miele en Whirlpool bestaat hier nog een gat in de markt, maar wij hopen dat deze charmante ambacht nog lang mag blijven bestaan.






Gebarentaal voor gevorderden
Maar de highlight in deze stad heet voor ons Kathakali. Dat is een culturele klassieke dansvorm die hier zijn oorsprong vindt. Drama en een rits aan rituelen vormen de basis van deze theatervorm. Te beginnen met de make-up. De acteurs hebben hiervoor een zes jaar lange opleiding genoten. We mogen het schminken van dichtbij volgen en staan versteld van de precisie waarmee zij hun gezicht transformeren. Ze brengen lagen in verschillende kleuren aan, tekenen perfect symmetrische lijnen en plakken op maat geknipte papiersnippers aan hun wangen. De voor en na is dag en nacht verschil. Ze veranderen van halfnaakte, dikke Indiërs in kleurrijke acteurs met prachtige kostuums.
Tijdens de show wordt niet gesproken. Ze vertellen het verhaal aan de hand van live muziek, handgebaren en mimiek. De acteurs volgen opnieuw een jarenlange opleiding om met hun ogen, lippen en wangen bepaalde gevoelens uit te drukken. Voor aanvang van de effectieve voorstelling krijgen we een introductie waarbij de acteur de techniek uitlegt. Blij, bang, verrast, opgewonden, droevig, boos, … De man rolt zijn ogen, beweegt zijn wangen, tuit zijn lippen en plooit zijn vingers in een snelle rollercoaster van veranderende emoties. Het is indrukwekkend hoe flexibel zijn gelaat is. Op de gezichten in de zaal is slechts één emotie af te lezen: verbazing. Om het verhaal toch ietwat te begrijpen, krijgen we de korte inhoud op voorhand te lezen. De moeilijke namen zorgen enkel voor verwarring en we snappen er niets van. Dat wordt er niet beter op als de verschillende acteurs plots allemaal bekkentrekkend naar elkaar beginnen te gesticuleren. Het originele stuk duurt acht uur lang, maar tijdens deze presentatie houden ze het op een uur. We weten niet waarover ze het hadden, maar we hebben alleszins wel van hun talent genoten.





Het Venetië van India
De overheidsbussen brengen ons goedkoop en in twee etappes naar Alleppey. Daar checken we in voor een rustige dag op de bekende backwaters. Die zijn destijds ontstaan om de bewoners per boot van alle levensmiddelen te voorzien. Door de aanleg van een beter en breder wegennetwerk zijn vele kanalen gedicht of niet meer in gebruik. Maar met een kleine roeiboot kan je nog steeds de smalle en charmantere stukken bezoeken. Onze roeiman oogt even versleten als zijn boot en spreekt geen Engels. Dat is goed want zo draagt hij bij aan de stilte en de rust waarvoor mensen naar deze prachtige natuur komen. We genieten van de fluitende vogels, de groene palmbomen en het relaxte leven op de oevers.
Lunchen doen we bij de locals zelf. Alle ingrediënten worden op een groot en vers bananenblad voorgeschoteld. Op die manier wordt het kleurenpalet bijna te mooi om op te eten. Maar de honger wint het van de esthetiek. We vallen aan op z’n Indisch. Met de handen dus. Het is wat onhandig en er belandt af en toe wat rijst waar het niet hoort terecht te komen. Maar het is bovenal lekker. In de namiddag varen we verder door deze prachtige streek en komen helemaal ontspannen toe in de stad. Daar brengen we de avond door aan het strand dat heel wat properder is dan datgene in Mumbai. De lokale bevolking komt er tegen de avond massaal opzetten en blijft ook na zonsondergang met kleren en al in het water spelen.






50 tinten groen
Toch is één volledige dag in Alleppey voor ons genoeg. Dus reizen we per bus door naar Munnar. De chauffeur waant zich Max Verstappen en weet de gaspedaal verdomd goed staan. Hij vindt aan de spookrijderskant zijn geliefde traject en haalt in op plekken waar er geen plek voor is. Af en toe resulteert zijn lef in een bruuske rembeweging waarbij alle inzittenden naar voren schieten en de bagage uit de rekken valt. Gordels zijn er niet, maar gelukkig hoeven we niet bang te zijn om door een ruit te vliegen. Die zijn er simpelweg ook niet wat voor een natuurlijke airco zorgt. Het laatste stuk scheuren we de Kennan Hills naar boven tot op een hoogte van 1600 meter. Daar vinden we een hostel in het midden van een van de groenste omgevingen die we ooit zagen.
Munnar is beroemd omwille van zijn theeplantages en na slechts enkele minuten ontmoeten we de eerste plukkers. Het geknip van de scharen is van ver hoorbaar. In een klein vangnet verzamelen ze de groenste bladeren van de kleine struiken. Met de helderblauwe lucht erbij zijn we meteen verkocht voor deze landschappen. De hele dag lang lopen we door verschillende bergen en plantages. De uitzichten zijn prachtig en maken ons ongelooflijk gelukkig. Bovendien delen we de dorms in de hostel met een leuke bende. Een Amerikaan, een Fin, een Zuid-Koreaan en enkele Indiërs houden ons enkele avonden geboeid. We gaan met hen naar het tempelfestival op wandelafstand van de hostel. Gelovigen spelen schreeuwerige muziek en bidden voor een beeld van Ganesh. Wij hebben echter meer interesse voor het gratis eten dat de community kitchen hier aanbiedt. We eten special thali. De portie rijst, curry en groenten is groot, maar sommige ingrediënten zijn te pikant. Nadien serveren ze nog drie soorten desserten. Aha! Nu spreken we pas van een festival. Helaas vallen ze nogal tegen. We doen uit beleefdheid alsof het ons smaakt, maar ongezien kieperen we zoveel mogelijk de struiken in. We staan niet alleen met onze mening. Alleen Ron uit Finland legt meer doorzettingsvermogen aan de dag. Al volhardt ook hij met een grimas.






Thee en planten
In het dorp huren we een scooter. We trotseren het Indische verkeer en rijden door fabelachtige landschappen naar de Lockhart Tea Factory. Daar zou een gids ons de geheimen van het theeproces uit de doeken doen. Ze start haar tour met de vraag of we interesse hebben in bloemen en planten. Hmmm. We boeken een ‘tea tour’ dus is het voor de hand liggend dat onze interesse vooral uitgaat naar de theeplantage zelf. Die link krijgen we niet uitgelegd dus houden we tot vervelens toe halt bij elke plant die we passeren. Ze doorbladert haar schoolschrift en zoekt naar de bloemensoort die ze hoopt te hebben gevonden. Veel meer dan een naam kan ze uiteindelijk niet meegeven en we durven aan de hand van haar gestuntel zelfs in vraag stellen of ze het bij het rechte eind heeft.
We proberen haar met handen en voeten duidelijk te maken dat we de plantages willen bezoeken, maar ze blijft vasthouden aan haar botanische boekje. Ze plukt verschillende bessen en biedt ze aan om te proeven. We vertrouwen haar kennis niet en doen alsof we de bessen daadwerkelijk opeten. Uiteraard hebben we aan één onoplettende seconde genoeg om ze het bos in te keilen. Hoe is het mogelijk dat zij deze job al vijf maanden volhoudt?! We voelen geen nood om vragen te stellen en vullen de vele stiltes dan maar op met humor en luid gelach. Op de vraag of we de plukkers aan het werk kunnen zien, antwoordt ze dat die ver uit de buurt aan het werk zijn en dat je veel geluk nodig hebt om ze hier aan te treffen. Dan hebben we chance want nog geen minuut later staan we er midden in. Wat een straffe madammen! Ze knippen 4000 struiken egaal en verzamelen de verse blaadjes in zakken die ze op hun hoofd transporteren. Geen makkie als je weet dat één zak tot twintig kilogram weegt. We tonen onze appreciatie voor hun werk. Maar onze gids vindt het na tien minuten welletjes geweest. Grrr…





Kopje thee
Gelukkig is er met een bezoek aan de fabriek nog een tweede deel. We hopen op een andere gids, maar krijgen helaas hetzelfde frustrerende exemplaar mee. De fabriek heeft zijn gloriejaren achter de rug en de hangar is duidelijk in verval. Binnen is het warm en komt de theegeur je tegemoet. Die geur komt pas vrij als de blaadjes met water vermengd worden. Veertien tot achttien uur lang leggen ze de verse thee te drogen in een grote hal. Ronddraaiende maalmachines versnipperen de blaadjes waarna ze tot meer dan honderd graden verhit worden. Een nieuwe, kortere droogperiode zorgt tijdens dit proces voor de bruine en meer dorre kleur. Tenslotte schudden andere machines de stengels en onzuiverheden weg en wordt de verse thee via transportbanden in grote zakken verpakt. Het is erg interessant en de productie boeit ons. Maar onze gids heeft haar passie verloren en duwt ons overal snel doorheen.
We eindigen met een degustatie. We ontdekken verschillen in kleur en kwaliteit. Het beginproduct is nochtans hetzelfde, maar de vermaling bepaalt de uiteindelijke smaak. De duurste en meest kwalitatieve kleurt het lichtst. Je herkent daarbij de feitelijke blaadjes nog. Naarmate je goedkopere thee drinkt, wordt de kleur donkerder en wordt de thee zelf eerder poederig. Dit is ook de soort die in builtjes wordt verkocht en voor de meesten onder ons het familiairste is. Het is verrassend dat van diezelfde blaadjes aan het einde zoveel verschillende producten kunnen ontstaan. En daarmee zit onze vier uur durende tour er na twee uur op. Oftewel, onze gids heeft er flink met haar klak naar gesmeten. We zijn ontgoocheld en halen verhaal bij de balie. Die weet duidelijk niet wat gezegd en biedt ons uiteindelijk een aalmoes in de vorm van, wat had je gedacht, een kopje thee. Daar hebben ze hier alvast hun broek niet aan gescheurd.
Met onze scootie scheuren we terug door de mooie omgeving. Alles is groen, groener, groenst en je ontdekt zoveel plaatsen waar je urenlang naar zou kunnen staren. We maken een trip naar Top Station, een uitkijkpunt op 35 km van de stad. De weg is erg bochtig en waar we ook gaan, zien we niets dan theestruiken. Het verkeer op deze weg is heel wat drukker en aangezien we nog meer hoogte winnen, wordt het zelfs fris op de brommer. Dus nemen we overal snel een kijkje en keren we dan terug richting Munnar waar we ons gezellig in het groen zetten. We krijgen maar niet genoeg van deze plek. Het is dan ook met spijt in het hart dat we Munnar inruilen voor Madurai.






Minislice pizza
Madurai ligt in de andere zuidelijke staat Tamil Nadu. Na een lange busrit worden we aan de buitenrand van de stad afgezet. Tuktuk chauffeurs dringen zich meteen op, maar geen enkele spreekt een woord Engels. Deze stad is dan ook heel wat minder toeristisch. Dat blijkt eens te meer door het feit dat er maar één hostel te vinden is en de toepasselijke naam ‘Lost Hostel’ draagt. Die is naar Indische normen bovendien duur en ligt in een minder aangename wijk. Al overtuigt de stad op zich ook niet. Afval, massale bevolking, luidruchtig verkeer, … Het lijkt of we terug in het Noorden van India zijn beland. We kunnen in onze hostel niet dineren en moeten de straat op. Het is even zoeken naar een restaurant, maar we vinden ééntje die zelfs een pizza maken kan. De ober raadt ons daarbij aan om er een te delen. Hun portie zou nogal overdadig zijn. We twijfelen even maar onze magen knorren luid genoeg om het erop te wagen. Na tien minuten komen ze ermee op de proppen. Maar te groot? De pizza is amper 7 inch (18 cm) in diameter?! Dat is voor ons niets meer dan een borrelhapje. Wanneer de ober de dessertkaart brengt, kunnen we niet anders dan met grote gebaren duidelijk te maken dat er niets meer bij kan. Nochtans zullen we kort daarna écht onze buik vol hebben van deze stad.
De mensen zijn hier nors en onvriendelijk. Dat is niet louter ons gevoel want de Indiërs die we ontmoeten en uit andere delen van het land afkomstig zijn, stemmen in met deze mening. We beperken ons bezoek dan maar tot de belangrijkste attracties. Dat is enerzijds de bananenmarkt waar ze zestien verschillende soorten verkopen. Het was ook voor ons een openbaring, maar naast gele en groene, heb je hier zelfs lichtbruine, rode en oranje bananen. Veel smaakverschil zit er echter niet in. Het stadsbezoek is niet volledig zonder de Meenakshi Temple waarrond de stad in de zeventiende eeuw is gebouwd. Vier grote en kleurige torens staan voor de windrichtingen. In totaal zijn er zelfs 14 torens waarvan de ontelbare beelden een kunstschat vormen. De tempel is tijdens de middag gesloten en opent zijn poorten terug om vier uur.



Tempeloorlog
Dat betekent niet dat je er zomaar binnen geraakt. De stad is vergeven van pelgrims die de belangrijkste tempels in het zuiden afgaan. De vrouwen dragen rode kleren en de mannen kleden zich in het zwart. Ze lopen blootsvoets en hebben heel wat kettingen rond de nek. Vriendelijk of geduldig zijn ze niet. Dat ondervinden we op het moment dat we zelf de tempel willen binnengaan. Het lijkt een scène uit de Mumbai train. Er wordt net niet gevochten en zelfs de security weet zich geen raad meer. Het is waanzin. Wie denkt dat een tempel vrede brengt, mag zijn droom bijstellen. Het gaat er hard aan toe. Kinderen worden geplet, ik voel mannelijke lichaamsdelen die ik liever niet zo dicht voel en krijg een tijdlang een elleboog tegen mijn adamsappel gedrukt. Ik moet me binnen even neerplanten om te herstellen van deze oorlog.
Maar ook in de aanloop ernaartoe, raken de gemoederen verhit. De uiteindelijke security is zo mak als een lam en durft je haast niet aan te raken, maar in jouw spullen zien ze groot gevaar. Schoenen zijn nooit welkom in de tempels en dus leveren we ze flink in. Maar de bullebak die onze rugzak controleert houdt het minder netjes. Hij schreeuwt ons toe dat een camera niet in de rugzak mag. We moeten hem apart inleveren en betalen voor de opslag. Tenslotte mag ook onze gsm niet bij de camera blijven en is er nog een derde plek voor telefoons voorzien. Je hele hebben en houden ligt daardoor verspreid en overal vragen ze wat geld voor de bewaking. Deze tempel is meer dan een uitdaging. Hij is niet exceptioneel mooi, maar bezit wel een grote zuilenrij in de Hall of 1000 pillars. Of je nu links, rechts, voor- of achteruit of schuin kijkt, de zuilen zullen altijd op één perfecte lijn blijven staan. Maar het hele gedoe errond is een ongelooflijke pretbederver en de mensen in deze stad zijn ronduit vreselijk. Dus zijn we blij dat we hier maar twee nachten verblijven.



We staan vroeg op en nemen een ochtendlijke trein. De konden geen ticket bemachtigen en kregen als enige alternatief een unreserved ticket. Dat is spotgoedkoop maar betekent dat we enkel kunnen zitten als er lege stoelen zijn. De reis begint goed en een half uur lang kunnen we bij het raam zitten. Maar dan stapt plots een groep pelgrims op. Jawel, van diezelfde soort als de onverlaten bij de tempel in Madurai. We moeten onze plaats afstaan en bivakkeren in het gangpad. Zelfs dat is niet naar hun zin. Ze bekijken ons vies, willen ons niet in de buurt en jagen ons letterlijk weg. Eén van de vrouwen irriteert zich mateloos aan onze aanwezigheid. Zodra we per ongeluk even tegen haar stoten, kruipt ze helemaal weg in haar gewaad en verstopt ze haar walging niet. We kunnen het niet vatten en maken daarom des te luidruchtig plezier. De laatste twee uur van de rit kunnen we gelukkig ergens anders zitten. Tot er naast me een andere pelgrimsvrouw plaatsneemt en grofweg vraagt of ik niet weg kan gaan. We weten niet waarom maar wellicht is het in haar geloof niet aanvaard dat een vreemde man in de buurt komt. We lappen haar gezever aan onze laars en maken duidelijk dat we geen millimeter verroeren. We zijn maar wat blij dat we tegen de middag Villupuram bereiken en kunnen afstappen. We proberen onze rugzakken te pakken maar moeten ons daarvoor door een massa wringen. Verwacht niet dat ze daarbij een beetje plaats maken of een hand toesteken. Door het geharrewar valt de fles water uit mijn rugzak. Recht op de voet van de arrogante pelgrimsvrouw. Ik ben zelden met een bredere grijns van een trein gestapt…
Met de bus rijden we nog een stuk verder tot in Puducherry, een oude Franse kolonie in India. Internetbronnen beweren dat dit de uitgelezen plek is om in dit land Kerstmis te vieren. We reizen al drie maanden lang door zomerse weersomstandigheden. Maar uitgerekend op kerstavond giet het pijpenstelen in Puducherry. Bovendien dropt de bus ons bij de grootste plas van de stad en ben ik in het vorige verblijf mijn regenhoes verloren. Gelukkig klaart het tegen de avond op en kunnen we alsnog op zoek naar wat kerstsfeer in de stad. Helaas ondervinden we dat het internet heel wat onzin verzamelt en stellen we vast dat Kerstmis hier maar heel pover wordt gevierd. Verder dan een verdwaalde kerstbal of een uiterst slecht vermomde kerstvrouw raken we niet.



San(d)ta Claus
Dus zetten we zelf de toon. Met Kerstmis trekken we naar het strand waar de zon opnieuw voor zomerse praktijken zorgt. Het voelt toch apart, zo’n eerste Kerst op het strand. We zoeken een rustige plek en beginnen met onze handen te graven. Het duurt niet lang vooraleer een achttal Indische jongens komen kijken naar onze werken. Zonder aarzelen slaan ze de handen in elkaar. We leggen hen uit dat we een zandman willen maken, een San(d)ta Claus. Ze begrijpen het niet allemaal en zo is er eentje die steeds andere raadgevingen geeft. Tot we hem kunnen overtuigen dat het een soort sneeuwman van zand moet worden en geen Hindu tempel.
Na iets meer dan een uur staat hij daar dan. Hij is ongeveer een meter groot en draagt een halve kokosnoot als hoofddeksel. Schelpen vormen zijn ogen, mond en knopen op de buik. Een voor 7 rupees gekochte, verse wortel wordt zijn neus en zijn armen zijn gemaakt van palmtakken. Het resultaat is verbluffend. We poseren allemaal samen voor onze creatie en dansen op de tonen van Jingle Bells Rock. De Indische jongens feesten, zingen en dansen mee zonder zich vragen te stellen. We blijven nog een tijdlang bij Wipple zitten. We hebben hem zo naar een sympathieke, Indische voorbijganger vernoemd. Heel wat mensen komen nieuwsgierig kijken en willen met ons en Wipple op de foto.


Niemandsland
In de namiddag bezoeken we Auroville. Een Franse vrouw stichtte deze stad in 1968. De bouw is nog steeds aan de gang, maar het opzet is al eerder in een charter beschreven. Het komt erop neer dat hier een plek op aarde moet ontstaan waar geen nationaliteiten gelden, geen religie en geen politiek. Het symbool van de stad is de grote, gouden Matrimandir. De rode muren errond vormen een grote lotusbloem. De bol zelf is met 1400 gouden schotelantennes versierd en die zijn stuk voor stuk van mozaïeken gemaakt. Binnen heerst absolute rust in een maagdelijk wit decor. In het midden schittert een kristallen wereldbol van tachtig centimeter doorsnede waarop een zonnestraal door het dak valt. Het is een zen plaats waar je kan mediteren en tot jezelf kan komen. Momenteel leven er 2000 mensen uit 43 verschillende landen. Initieel is deze plek niet voor toerisme bedoeld, maar met Kerstmis is het voor ons een ideale en vredige plek om toch te bezoeken.
Bij gebrek aan kerstdiners zijn we op onszelf aangewezen. In de Handy Market doen we inkopen voor een feestelijk maal. Op de menu: pasta, ui, paprika en wortel. Aan de pittige tomatensaus hadden we eerder al eens onze ingewanden verbrand en dus spelen we liever op safe. Het gerecht heeft de Indische kleuren en dus past het helemaal in de sfeer. We hebben de hostel voor ons alleen en koken gezellig, steken kaarsjes aan en houden nadien een Christmas afterparty met muziek en dans. Wat heerlijk om Kerstmis op zo’n originele, memorabele en warme manier te vieren.



Afscheid van India en 2019
Mahabalipuram wordt onze laatste stop in India. Het is een klein en rustig dorp dat enkel toeristen trekt omwille van zijn ruïnes en tempels. Nu ja, rustig is veel gezegd. De hele nacht blaffen de honden de straten wakker en om vijf uur stipt begint een tempelconcert. Twee uur lang worden vreselijke liedjes gespeeld en is slapen uitgesloten. Tot overmaat van ramp staat de microfoon recht op onze kamer gericht. Later op de dag vernemen we dat deze concerten enkel in de maand december plaatsvinden. Gelukkig heeft onze hotelbaas nog een ander pand en stelt hij voor om ons daar onder te brengen. Hij behandelt ons als koningen en ons hele verblijf lang pendelen we tussen de twee gebouwen en lopen zonder vragen alle kamers in en uit.
Uiteraard bezoeken we de ruïnes. Die liggen in een afgebakend park, maar de grootste attracties zie je vanop de straat. Zo heb je de Butter Ball, een enorme rotsblok die op een schuine rotswand balanceert. Volgens de legende zouden verschillende troepen doorheen de geschiedenis geprobeerd hebben om de bal in beweging te krijgen, maar niemand is daarin geslaagd. Verder zien we inscripties in de muren en uitgehouwen beelden. Om het park binnen te gaan, betalen Indiërs 40 rupees. Voor een buitenlandse toerist trekken ze dat op naar 600 rupees of zomaar even 15 keer het bedrag. Gelukkig kan je ook inventief zijn en daar is niet eens veel vernuft voor nodig. Loop gewoon even rond het complex en je komt langs de achterkant een onbewaakte poort tegen langswaar je gratis binnen kan. Onbegrijpelijk dat zoveel mensen klakkeloos betalen. We blijven er een tijdlang rondlopen en volgen de vele kinderen die plezier maken op de natuurlijke glijbaan van de rots.






Op onze laatste dag in India maken we ’s morgens een lange strandwandeling. Het is eind december en wij zweten ons te pletter op een strand aan zee. ’s Avonds vliegen we vanuit Chennai naar Bangkok om in de Thaise hoofdstad af te tellen naar 2020. Maar de afgelopen zeven weken hebben wij India ontdekt. Het is een land met een ongelooflijk rijke cultuur, met de meest bizarre Hindu rituelen, het gekste verkeer en een onbegrijpelijke bevolkingsdichtheid. We bezochten steden, bergen, woestijnen, oorlogsgrenzen, stranden en wonderlijke monumenten. We reisden dagenlang per trein en leerden zoveel warme en enthousiaste mensen kennen. We onthouden India als een boeiend en leerrijk land en wellicht is er geen andere bestemming op aarde waar reizen goedkoper kan. Of red jij het ergens voor minder dan gemiddeld 11 euro per dag per persoon (inclusief eten, slapen, vervoer en bezienswaardigheden). India was uitdagend, maar vooral een onvergetelijk avontuur!
Thailand, be prepared. We’re coming!



Reactie schrijven
André=Dimi (maandag, 27 januari 2020 08:52)
Mooie en sterke verhalen waar wij zelfs nog niet kunnen van dromen.
Tamara (maandag, 27 januari 2020 11:54)
T was weer heel leerrijk! Tot gauw!! �
Viviane (maandag, 27 januari 2020 16:59)
Het was weer een boeiend verhaal. En chapeau hoor wat jullie allemaal durven. Alleen die treinreizen al ��
Jan M. (woensdag, 29 januari 2020 20:01)
Zoals gewoonlijk inmiddëls weer héél leerrijk, grappig en accuraat verteld. Wij kunnen niet wachten op jullie verhalen over Thailand.